OSSD handleiding


Wissels



Standaard is een OSSD ingesteld voor dubbele spoel wissels. Hij kan 8 wissels schakelen. Hierbij schakelt hij met pulsen van 100ms. Bij gebruik bij wissels schakelt een OSSD nooit meer dan 1 uitgang tegelijkertijd om te voorkomen dat er een te hoge belasting komt op de voeding.

Aansluiten



De OSSD heeft 16 uitgangen voor 8 dubbele spoel wissels en een vier polige aansluiting voor de voeding en DCC. Voor de voeding raad ik een gelijksspanning bron aan tussen 12VDC en 19VDC. DCC mag ook worden gebruikt, maar gebruik geen AC.


De markeringen zijn aangegeven op de printplaat. Elke wissel aansluiting heeft een genummerde A een B en een + aansluiting. De middenpool van de wissels sluit je aan op de +. De schakeldraden gaan op de A en B uitgangen. Als de wissel de verkeerde kant op beweegt, kan je de draden omdraaien als je het niet vanuit de aansturing kan oplossen.

Addresseren


De OSSD gebruikt opeenvolgende DCC addressen. Het adresseren van de decoder kan je doen door een kort klikje te geven op het knopje. Het lampje gaat dan langzaam knipperen. Het eerste DCC adres wat dan aangestuurd wordt, wordt het adres van de eerste uitgang van de OSSD.

Als je bijvoorbeeld adres 10 stuurt, dan zal de OSSD de adressen 10 t/m 17 gebruiken voor zijn 8 uitgangen.

Samengevat: druk het knopje kort in en stuur een adres aan naar keuze om een OSSD te addresseren

Puls lengte aanpassen


Voor meeste aandrijvingen is een puls van 50ms toereikend. De standaard pulsduur van 100ms was bedacht om simpelweg altijd toereikend te zijn. Je kan de pulsduur zelf aanpassen door het configuratie knopje 4 seconde ingedrukt te houden. Het lamp gaat dan snel knipperen. Je moet nu wissel adres 5 eenmalig aansturen. Het lampje knippert dan nog iets sneller.


Het volgende wissel adres wat je stuurt, zal de nieuwe pulsduur worden. De pulsduur is minimaal 30ms en maximaal 250ms. Als je dus een pulsduur wilt instellen van 50ms, dan moet je wissel 50 1x aansturen.

Samengevat: druk het knopje 4s in, stuur eenmalig adres 5 aan, stuur eenmalig een adres aan wat overeenkomt met de gewenste pulsduur.

Seinen



Naast wissels kan de OSSD ook seinen aansturen. Hoeveel is afhankelijk van het type sein. Dit heeft ook invloed op het aantal gebruikte DCC adressen. Je kan en mag meerdere verschillende seinen gebruiken per decoder. Het inregelen kan enigszins lastig zijn dus let goed op.

Seintypes


De OSSD ondersteunt verscheidene seintypes. Elk type sein neemt een bepaalde hoeveelheid uitgangen in gebruik en een bepaalde hoeveelheid DCC adressen. Het aantal uitgangen en DCC adressen hebben niets met elkaar te maken.

Aansluiten


De OSSD kan alleen common + seinen aansturen of gloeilampen. De volgorde van het aansluiten is belangrijk. Ik heb in onderstaand PDF aangegeven in welke volgorde de lampjes aangesloten dienen te worden.

De volgorde van uitgangen op een OSSD is de richting van de klok mee.

Afhankelijk wat voor type sein je wilt gebruiken, kan je een variërend aantal seinen aansluiten op een OSSD. Waar je het eerste lampje moet aansluiten, is ook afhankelijk van de gekozen objecten. Het eerste object begint altijd bij uitgang 1. Als object 4 lampen heeft, begint object 2 bij uitgang 5. Hier zijn enkele voorbeelden.

Inregelen


Elk sein type (en tevens wissel) heeft een eigen type nummer. Zo is bijvoorbeeld een Nederlands lichtsein zonder lichtbak sein type nummer 5.
In het PDF staat voor elk sein vermeld hoeveel DCC adressen en hoeveel uitgangen elk sein gebruikt. Tevens kan je hier zien, welk aspect nummer bij welk seinbeeld hoort. Dit komt verderop aan bod.

Om een OSSD te configureren met verscheidene type seinen, raad ik sterk aan om dit eerst uit te schrijven op papier of op de computer. Elk sein noem ik hier een object, hoeveel objecten er zijn of waar je ze moet aansluiten, hangt af van welke sein types je gebruikt.

Voor het inregelen moet je het config knopje twee secondes ingedrukt houden. Het lampje gaat dan half snel knipperen. De OSSD staat nu in config modes, en dit kan je weer verlaten door weer op het knopje te drukken of door de spanning af te schakelen.
Elk object vereist 2 handelingen, je moet eerst een object selecteren en dan een type nummer sturen. Ook dit doe je met het aansturen van wisseladressen.
Om de configuratie van bovenstaande plaatje te bereiken, gaan we als volgt te werk.
We schrijven eerst op welk object wat moet worden, als we naar het plaatje kijken, zien we dat:

  • Object 1 is type 6
  • Object 2 is type 5
  • Object 3 is type 5
  • Object 4 is type 6

We sturen eerst wisseladres 1 aan om object 1 te selecteren. Het lampje zal dan sneller knipperen. Dan sturen we adres 6 aan om aan object 1 sein type 6 toe te kennen. Het lampje knippert nu weer even snel als net en dan kan je het volgende object configuren.

Het volgende object kan je dan selecteren door adres 2 aan te sturen en door adres 5 aan te sturen, krijgt object 2, type 5 aangewezen.
Dit moet je dus doen voor alle aangesloten objecten.
Samengevat: Om bovenstaande seintypes te configureren doe je: knopje 2s ingedrukt houden en dan wisselsadressen aansturen in deze volgorde: 1, 6, 2, 5, 3, 5, 4, 6 en dan sluit je af met een kort drukje op het knopje.

Aspecten & Addressen & Aansturen


Elk seintype heeft een x aantal aspecten wat hij kan tonen. Zodoende heeft een sein standaard meer dan 1 DCC adres nodig. In de regel is het aantal gebruikte adressen gelijk aan het aantal aspecten gedeeld door 2. In het PDF van het hoofdstuk ‘inregelen’ kan je zien wel aspect nummer overeenkomt met welk seinbeeld. Het is ook mogelijk om DCC extended instructie te gebruiken zodat het sein met 1 adres kan werken.
Laten we inzoomen op het Nederlandse 3 kleuren sein met cijferbak. In het PDF kunnen we zien dat hij 4 LEDs heeft en 9 aspecten kent en daardoor 5 DCC adressen gebruikt.


Als voorbeeld nemen we dat het eerste adres van dit sein begint op adres 20. Dat betekent dat dit sein adressen 20 t/m 24 gebruikt. Om een groen seinbeeld (aspect 1) te tonen moeten we wissel adres 20 op GEBOGEN zetten. Als we wissel 20 op RECHT zetten, dan krijgen we aspect 2 (groen knipperend).
En zo doet adres 21 GEBOGEN, aspect 3 tonen, en 21 RECHT aspect 4 enzovoorts. Nu klinkt dit misschien ingewikkeld, maar dit is een klus wat je je computer voor je laat doen.

Indien je DCC extended inschakelt (komt verderop aan bod hoe dit moet) dan gebruikt dit sein nog maar 1 adres (20). En dan kan je aspect 1 t/m 9 sturen naar adres 20. Bij gebruik van een computerprogramma moet je dan wel dezelfde aspect nummers aan de corresponderende seinbeelden koppelen.


Standaard plakt de OSSD alle adressen achter elkaar in oplopende volgorde. Dat houdt in, als je eerste aangesloten sein begint op adres 20 en hij heeft 7 aspecten (gebruikt dus 4 adressen) dan zal het volgende sein op adres 24 beginnen. Het is mogelijk en tevens raadzaam om unieke adressen per sein te gaan gebruiken. Wat ik dan aanraad is om per sein bijvoorbeeld 5 adressen toe te kennen. Dan kan je een makkelijke volgorde voor jezelf gebruiken zoals bijvoorbeeld 10, 15, 20, 25 etc.